zaterdag 9 september 2017

De Vaticaanse “Jeugdsynode" is een nieuwe dreiging voor geloof en gezin

Voice of the Family 23 augustus 2017

Eerder dit jaar publiceerde het Synodesecretariaat een voorbereidend document en een begeleidende vragenlijst voor de bisschoppen van de wereld in aanloop op de Synode van oktober 2018 over “Jongeren, geloof en onderscheiding van roeping”.

Het is nu voor alle objectieve waarnemers duidelijk dat de twee “gezinssynodes”, gehouden in 2015 en 2016, vanaf het eerste begin erop gericht waren te proberen veranderingen door te drukken in de katholieke leer rond huwelijk en gezin. Het proces bereikte zijn toppunt in de apostolische exhortation Amoris Laetitia, door paus Franciscus gepromulgeerd in april 2016 met daarin talrijke ketterse voorstellen. Het synodesecretariaat wordt nog steeds geleid door dezelfde mannen die leiding gaven aan de manipulatie van de synodes in 2015 en 2016. De voorzitter blijft paus Franciscus, de secretaris-generaal blijft Lorenzo kardinaal Baldisseri en de bijzonder secretaris blijft aartsbisschop Bruno Forte.  Na bespreking van het voorbereidend document, dat de agenda bepaalt voor de periode tot de Synode van oktober 2018, wil de Voice of the Family een tijdig waarschuwend geluid laten horen waarin we waarschuwen voor de plannen van het secretariaat voor de volgende synode. Wij weten uit ervaring dat de inhoud van het voorbereidende document van een synode en de antwoorden op de begeleidende vragenlijst een erg belangrijke invloed zullen hebben op de inhoud van het Instrumentum laboris en dus ook op de richting van de synodale debat-ten. Het is daarom van uiterst groot belang dat katholieken er zich nu op voorbereiden de schade zoveel mogelijk te beperken die veroorzaakt wordt door de pogingen van het secretariaat om de “Jeugdsynode” te gebruiken om opnieuw een aanslag te plegen op het katholieke geloof.

Het voorbereidende document bekijkt roepingen vanuit een werelds, naturalistisch perspectief

De Kerk heeft traditioneel de term “roeping” gebruikt om een geroepen zijn aan te geven tot de heilige wijdingen of tot het onderhouden van de evangelische raden in het religieuze leven. Over het huwelijk, wanneer het als sacrament verheven is tot de bovennatuurlijke orde, wordt ook vaak gesproken als over een roeping. Het geestelijk en tijdelijk welzijn van het gezin hangt af van al deze levensstaten, als ze beleefd worden naar Gods plan.

Het is daarom voor ons een onmiddellijke en evidente zorg dat het voorbereidend document voor de synode rond het thema “Jongeren, geloof en onderscheiding van roeping” nauwelijks spreekt over een van deze bovennatuurlijke roepingen. In plaats daarvan suggereert het document dat een roeping iets is dat een jongere zou kunnen kiezen om te doen. Naast de authentieke roepin-gen vinden we “beroepen” opgesomd, “vormen van sociaal en burgerlijk engagement”, “levensstijl”, “het beheren van tijd en geld”, “vrijwilligerswerk” en “dienst aan de behoeftigen of deelname aan het burgerlijke en politieke leven”.  (Inleiding en II.2). Nergens geeft het document het cruciale onderscheid aan tussen de authentieke roepingen en ander levenskeuzes. Wanneer “hu-welijk, gewijd dienstwerk, gewijd leven” in de inleiding samen opgesomd worden als levensstaten, wordt een “enz.” toegevoegd en zo gesuggereerd dat de lijst nog verder kan worden uitgebreid. Het is wellicht ook van betekenis dat het huwelijk als eerste wordt opgesomd, terwijl het een min-dere roeping is in vergelijking met het religieuze leven en de heilige wijdingen.

Alle authentieke roepingen zijn geordend op  de grotere eer van God en het heil van de zielen. Zij zijn gericht op de eenheid met God in dit leven en in alle eeuwigheid, de zalige aanschouwing in de hemel. Toch spreekt het document helemaal niet over roepingen in deze betekenis en vermeldt nauwelijks de sacramenten of het genadeleven. Terwijl het herhaaldelijk verwijst naar de “volheid van vreugde” en de “volheid van leven”, verzuimt het deze termen te definiëren in verband met de eenheid met God en het eeuwig leven. Daarbij geeft het voortdurend te indruk dat het deze begrippen in een louter natuurlijke betekenis verstaat. Inderdaad stelt het document “onderscheiding van roeping” voor als “een zaak van hoe iemand niet de mogelijkheden tot zelfrealisatie mag verknoeien”. (II.2) We vinden slechts één verwijzing naar “geestelijk leven in de toekomst”, en dat is een citaat van een vijfde-eeuwse Syrische bisschop, Philoxenus van Mabbug, die de definities van het Concilie van Chalcedon schijnt te hebben verworpen. Zelfs hier kan het secretariaat het eeuwig leven niet voorstellen als een doel in zichzelf, maar moet het verteerbaar maken voor moderne oren door te benadrukken dat het gaat om het openen van een “persoon naar de volle uitoefening van de vrijheid”. (II. Intro). We lezen dat in een uiterst verontrustende passage:
“De Kerk kan of wil hen (de jongeren) niet overlaten aan de afzondering en de uitsluiting waaraan de wereld hen bloot stelt. Dat jongeren in hun leven goede ervaringen mogen hebben; dat zij zichzelf niet verliezen in geweld of dood; en dat teleurstelling hen niet gevangen houdt en vervreemdt, dat alles is een grote zorg voor hen die het leven hebben ontvangen, die gedoopt zijn in het geloof en er zich van bewust zijn dat dit grote gaven zijn.” (II. Intro)

De nadruk hier ligt op het feit dat de levens van jongeren een “goede ervaring” zijn en op hun verlossing van tijdelijk kwaad. Er is geen aanwijzing, hier of in de rest van het document, voor de werkelijkheid van geestelijke gevaren of van eeuwige verdoemenis of dat de eerste zending van de Kerk de meerdere eer van God en het heil van de zielen is. Het secretariaat lijkt vast besloten alles tot louter natuurlijke doeleinden te reduceren. “Missionaire ervaringen” gaan niet langer over de verspreiding van het evangelie maar eerder over “onzelfzuchtige dienst en vruchtbare uitwisseling”. ( III.3) “De herontdekking van de bedevaarten” wordt beroofd van de bovennatuurlijke betekenis en slechts weergegeven “als een vorm en wijze om verder te gaan op je levenstocht” (III.3). De aanwezigheid van niet-gelovigen is geen aansporing tot evangelisatie maar alleen een gelegenheid “voor toegenomen mogelijkheden tot vruchtbare dialoog en wederzijdse verrijking” en “tot beter luisteren, respect en dialoog”. (I.1)

Het synodesecretariaat heeft geen aandacht besteed aan de opdracht van Christus: “maar gij moet uitgaan en alle volkeren tot mijn leerlingen maken, en hen dopen in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest, en leert hen al de geboden te onderhouden die Ik u gegeven heb” (Mt. 28, 18-20). Het is onmogelijk weet te hebben van het doel van authentieke roepingen zonder een begrip van de “grote opdracht” van onze Heer.

Het document schiet tekort in het presenteren van veel van de serieuze problemen waar jongeren tegenwoordig mee te maken hebben

De overgrote meerderheid van de jeugd in het Westen staan vanaf jonge leeftijd bloot aan een cultuur die hen probeert te indoctrineren met een seksualiteit die tegen de natuurwet ingaat en tegen de waarheden over de menselijke natuur die door God zijn geopenbaard aan de katholieke Kerk. Dit is een ernstige dreiging voor de fysieke, psychologische, intellectuele en spirituele ontwikkeling van de jonge mensen die in ruime mate worden aangemoedigd zich in te laten met voor-huwelijkse seksuele activiteit, voorbehoedsmiddelen te gebruiken, zijn toevlucht te nemen tot abortus, open te staan voor en inderdaad te experimenteren met immorele vormen van seksuali-teit zoals homoseksuele handelingen. Door een veelheid van media worden jonge mensen voortdurende bestookt met onzedige seksafbeeldingen, met pornografie en met een voortdurend neerhalen van het authentiek verstaan van menselijke seksualiteit. De “genderideologie” wordt op agressieve manier opgelegd door regeringen en machtige lobbygroepen en veel jonge mensen zijn in toenemende mate bezorgd over het feit of zij in de toekomst nog wel in staat zullen zijn het ka-tholieke geloof vrij te beleven en te leven volgens de natuurlijke rede. En vooral brengen deze slechte invloeden het eeuwig heil van hun zielen in gevaar. Het Synodesecretariaat lijkt in deze problemen niet geïnteresseerd. Zij zijn bezorgd over die problemen die al door de seculiere wereld zijn erkend. Dat zijn onderwerpen als “werkeloosheid”, “toenemende flexibilisering van de arbeidsmarkt”, het “milieu” en het “multiculturalisme. (I.1, I.2). Dit is, naar onze mening, een serieus ontlopen van de verantwoordelijkheid door het Synodesecretariaat die een verantwoordelijkheid draagt voor het eeuwig welzijn van de zielen. Het doet vermoeden dat het secretariaat meer erop uit is de wereld te behagen dan veel van de zeer ernstige problemen aan te pakken waarmee de jeugd word geconfronteerd.

Het voorbereidend document ondergraaft het wettige leergezag van de Kerk

Het document stelt:
“Door te luisteren naar jonge mensen zal de Kerk opnieuw de Heer horen spreken in de wereld van vandaag.” (Intro)
Deze stelling is onjuist op een aantal niveaus:

* Het impliceert dat de Kerk momenteel de Heer niet hoort. Dit is in strijd met de belofte van de Heer zelf als Hij zegt: “Ik ben met u alle dagen tot aan het einde van de wereld” (Mt. 28, 20). De Kerk zal nooit ophouden het ware geloof te leren ondanks de menselijke tekortkomingen van haar leden.
* De stelling houdt verder in dat “jonge mensen” de Kerk zouden moeten leiden. De waarheid is uiteraard precies het omgekeerde. Het zijn juist “de jonge mensen” naast alle anderen die de leiding van de Kerk nodig hebben.
* De stelling lijkt ook in te houden dat de leer van de Kerk tot nu toe niet geschikt is voor de “moderne wereld”. Daarentegen is het evangelie “eens en voor al gegeven aan de heiligen” (Jud. 1, 3) en is volmaakt geschikt voor alle plaatsen en alle tijden, omdat het het woord van God zelf is.

Het document toont eenzelfde soort foutieve benadering als het stelt:
“Zoals in de dagen van Samuël (vgl. 1 Sam. 3, 1-21) en Jeremia (vgl. Jer. 1, 4-10) weten jonge mensen hoe ze de tekenen van onze tijd moeten onderscheiden, die aangegeven worden door de Geest. Als ze luistert naar hun ambities, dan kan de Kerk een glimp opvangen van de wereld die voor ons ligt en de wegen die de Kerk geroepen is te gaan.” (Intro)
Deze bewering is absurd. “Jonge mensen” hebben geen speciaal inzicht in de “tekenen van de tijd” of in “de wereld die voor ons ligt” en zijn zeker niet de meest gekwalificeerden om voor te schrijven welke “de wegen zijn die de Kerk geroepen is te gaan”. In feite associëren de Heilige Schrift, de Traditie van de Kerk en de collectieve wijsheid van de mensheid wijsheid met ouderdom en roe-pen op tot eerbied voor de ouderen. “Sta op van uw zetel in eerbied voor de grijze haren; eer de ouderen, als gij God vreest, de Heer uw God” (Lev. 19, 32), zegt het boek Leviticus en de H. Petrus bevestigt “gij, die jong zijt, onderwerpt u aan de oudsten” (1 Petr. 5, 5). De H. Thomas van Aquino legt uit dat de grotere ervaring van de ouderen betekent dat zij in het algemeen meer gevorderd zijn in de deugd van voorzichtigheid, de hoogste van de natuurlijke deugden, dan de jongeren. (ST II:II q.47, a.15)
We moeten ook opmerken dat er geen “wereld” is die “voor ons ligt” en die fundamenteel verschilt van de wereld waarin wij leven. Menselijke samenlevingen zijn inderdaad onderhevig aan voortdurende verandering, maar wij moeten benadrukken dat er geen verandering is van de na-tuurwet  noch van de wezenlijke inrichting of de leer van de katholieke Kerk totdat de Heer in glorie wederkomt. De benadering van het synodesecretariaat doet denken aan de theorieën over de evolutie van de Kerk en de samenleving die we al besproken hebben in de analyse in Voice of the Family van het slotrapport van de synode van 2015.

Grotendeels schildert het document de “jeugd” als één homogene groep (gedefinieerd als mensen tussen de 16 en 29 jaar). We horen meer dan eens dat de karakterisering van de jeugd van het sy-nodesecretariaat gebaseerd is op “studies” maar de auteurs hebben nagelaten verwijzingen te geven die hun beweringen ondersteunen. De mening van de “jeugd” zoals hier weergegeven lijkt eerder de mening te zijn van clerici die nog de mentaliteit van de jaren zestig achter zich moeten laten. De jeugd in de verbeelding van het secretariaat is uit op verandering in de maatschappij en in de Kerk. Zij “zouden een Kerk willen die dichter bij de mensen staat en meer aandacht heeft voor sociale vraagstukken maar zij realiseren zich dat dit niet onmiddellijk zal gebeuren” (I.2) en zij  “wil-len een actieve rol spelen in dit proces van verandering dat op dit moment plaats vindt”(I.1).  Het zijn deze jonge mensen die “alternatieven voorstellen en in praktijk brengen (sic) die laten zien hoe de wereld of de Kerk zou kunnen zijn.”(I.3)
Het grootste deel  van de behandeling van de jeugd in het document is even incorrect. Het benadrukt de verdeling tussen de generaties en vooronderstelt de uniciteit van de moderne jeugd:
“De huidige generatie van jonge mensen leven in een wereld die verschillend is van die van hun ouders en opvoeders. Economische en sociale veranderingen hebben het scala van verplichtingen en mogelijkheden beïnvloed. De aspiraties, de noden, de gevoelens en manier om een relatie met anderen aan te gaan, zijn eveneens veranderd.” (I.2)
Dergelijke beweringen houden geen rekening met de diepe  eenheid en gelijkheid van denken die dikwijls de overhand hebben tussen de generaties, met name in niet-westerse landen.

Wat ook het synodesecretariaat mag denken, het is de ervaring van de Voice of the Family, in ons werk op de vijf continenten, dat de belangrijkste noden en verlangens van de jonge mensen in fundamentele zaken dezelfde zijn als de van hun ouders en grootouders.

Het document heeft een negatieve kijk op de Traditie van de Kerk

Het voorbereidend document doet weinig pogingen zichzelf te presenteren als geworteld in de Traditie van de Kerk. Er is in het hele document geen enkele verwijzing naar een kerkvader, een kerkleraar of een heilige van de Kerk. Er zijn echter 20 verwijzingen naar documenten of toespraken van paus Franciscus. Er is één citaat van paus Benedictus maar geen verwijzing naar zij voorgangers. Er zijn twee verwijzingen naar Vaticanum II maar geen naar een ander oecumenisch concilie. De enige ander persoon die geciteerd wordt, is, zoals hierboven vermeld, de vijfde-eeuwse Syrische bisschop van zeer twijfelachtige orthodoxie. Inderdaad verbergt het document zijn minachting voor het verleden niet, als het stelt dat “het doel van ieder serieus pastoraal roepingspro-gramma” is “werkelijk vrije en verantwoordelijke keuzes, volledig vrij van praktijken uit het verleden”. (II.2) In een andere context wordt een gelijksoortig gevoelen uitgedrukt:  “de oude benaderingswijzen functioneren niet meer en de ervaring die door voorgaande generatie wordt doorgeven, wordt vlug ouderwets”. (I.3) Het document roept in feite de Kerk op om afstand te doen van haar leergezag:
“In de opdracht om de jongere generatie te begeleiden, aanvaardt de Kerk de oproep aan haar om liever in de vreugde van de jongeren samen te werken dan in de verleiding te komen hun geloof te beheersen.”(II.4)

In werkelijkheid is aan de kerkelijke hiërarchie een openbaring rechtstreeks van God toevertrouwd, die ongerept moet worden overgedragen aan de jeugd, die het recht heeft van de Kerk de volheid van het geloof te ontvangen.

Het document neemt een negatieve houding aan tegenover ouders en oudere mensen

Het synodesecretariaat is recordhouder in het ondermijnen van de wettige rechten en het gezag van ouders.  Zij volgen in dit document dezelfde benadering. In sectie I.2 wordt erkend dat de rol van “ouders en opvoeders cruciaal” is maar de rest van de sectie is gewijd aan kritiekpunten. “De oudere generaties”, zo wordt ons gezegd, “hebben dikwijls de neiging het potentieel van de jeugd te onderschatten” en “leggen de nadruk op hun zwakheden en hebben moeite de behoeften te begrijpen van hen die erg jong zijn”. Ouders hebben “dikwijls … geen helder idee van hoe ze jonge mensen moeten helpen zich op de toekomst te richten” en de “twee meest voorkomende reacties zijn de voorkeur om niets te zeggen en hun eigen keuzes op te leggen. Afwezige of te beschermende ouders zorgen dat hun kinderen slecht voorbereid zijn om het leven het hoofd te bieden en zorgen ervoor dat ze de neiging hebben de betrokken risico’s te onderschatten of verlamd zijn uit schrik fouten te maken.” Deze kritiekpunten kunnen natuurlijk in veel gevallen terecht zijn, maar gezien de vroegere afkeer van het secretariaat de rechten van ouders te ondersteunen, zou het verfrissend zijn geweest hier iets positiefs over ouders te horen in een tijd dat zij onder steeds grotere druk staan.

Het secretariaat is van mening dat “als de maatschappij of de christelijke gemeenschap iets nieuws willen laten gebeuren, zij de ruimte moeten geven aan nieuwe mensen om actie te ondernemen.” (I.3) Met ander woorden, oudere mensen worden aangemoedigd (of gedwongen?) hun posten te verlaten, zelfs in de Kerk, omdat ‘waar de leeftijd van hen die posten bekleden en verantwoordelijkheid dragen, hoog is” dit “het tempo vertraagt van de wisseling der generaties.” (I.3) Er bestaat geen groter verschil met de traditionele kijk op de ouderen dan hierboven geschetst. Er zijn duidelijke parallellen tussen deze houding en de houding die zo dikwijls ligt achter de groeiende steun voor euthanasie of “hulp bij zelfdoding”, namelijk dat de ouderen en de gebrekkigen dikwijls beschouwd worden, of zichzelf beschouwen als last voor hun familie en voor de aankomende generaties.

Het document benadrukt “ervaring” boven leerstellige vorming

In onze analyse van het Slotrapport van de gewone Synode van het gezin hebben we aangetoond hoe de benadering van het synodesecretariaat doortrokken was van de ketterij van het modernisme. In het bijzonder hebben wij de aandacht gevestigd op de nadruk op “ervaring” boven vast-houden aan de geopenbaarde waarheid. Wij hebben toen geschreven:

“Godsdienstige leerstellingen in het modernistische systeem zijn overdenkingen over een gevoel dat voortkomt uit het hart van de mens en niet op de eerste plaats waarheden die geleerd worden door een uitwendige organisatie zoals de Kerk. Zij zijn het resultaat van individuele overdenking van elke afzonderlijke man en vrouw, gevormd door hun unieke ervaring. Zoals ieder individu en iedere menselijke samenleving in de loop der tijd onderhevig is aan verandering, zo “moeten ook de formules die wij dogma’s noemen onderhevig zijn aan deze wisselvalligheden en zijn daarom vatbaar voor verandering.’ Daarom ‘kan het dogma niet alleen ontwikkeld en veranderd worden, maar moet dat ook gebeuren.’ (H. Pius X, Pascendi, 12).
“De modernist derhalve bevestigt het primaat van de gevoelvolle ervaring in religieuze zaken. Ervaring en niet instemming met een leer van buitenaf, is de bron van de religieuze doctrine.”

Diezelfde nadruk op “ervaring” kunnen we vinden in dit nieuwe document:

* Geloof wordt voorgesteld als “luisteren naar de Geest” met “al je krachten van geest en gevoel” en je engageren in een “dialoog met het Woord”. Verder wordt gesteld dat “deze uitdaging door iedere christelijke gemeenschap en iedere individuele gelovige moet worden aan-gegaan”. (II.1). Nergens wordt er de precieze definitie van het geloof gegeven: de instemming van het verstand met de waarheden die die door God aan zijn Kerk geopenbaard zijn.

* “Seminaries en vormingshuizen” hebben volgens het document “de taak de jonge mensen die antwoorden op Gods roeping, te voorzien van ervaringen, zoals een intens gemeenschapsleven dat hen op hun beurt in staat zal stellen anderen te begeleiden.” (III.3) Zij worden niet beschreven als plaatsen van leerstellige en geestelijke vorming.

* De vragenlijst vraagt bisschoppen: “op welke manier plant uw bisdom ervaringsmomenten ten behoeve van het pastoraal roepingenprogramma voor jonge mensen?” en ze vragen niet op welke manier  bisschoppen jonge mensen willen vormen in het katholieke geloof.

* De methode om een roeping te onderscheiden zoals die voorgesteld wordt in sectie III gaat uit van jonge mensen die beslissingen nemen wat betreft hun “roeping” (wat dat feitelijk ook mag betekenen in de context van dit document) grotendeels gebaseerd op hun subjectief emotionele ervaringen. Er is in de uiteenzetting van deze methode nauwelijks enige verwijzing naar een leerstellige inhoud betreffende het objectieve karakter van roepingen.

* Het wordt zo voorgesteld alsof de Kerk wil dat het leven van jonge mensen een “goede ervaring” is (PD, II. Intro) eerder dan dat het feitelijk goed is, dat wil zeggen gericht op het goede.
De goddelijke deugd van het geloof wordt foutief voorgesteld in de volgende gevallen:

* Geloof wordt beschreven met woorden van paus Franciscus als “iets dat ons leven een meerwaarde geeft”. (II.1) Dit is een ernstige verdraaiing van de waarheid. Geloof is niet alleen maar iets wat “een meerwaarde geeft aan ons leven”, maar het is vooral absoluut noodzakelijk voor ons eeuwig heil: “Wie gelooft en gedoopt is, zal gered worden; maar wie niet gelooft, zal veroordeeld worden” (Mc. 16, 16).

* Geloof wordt verder beschreven “als een bijdrage aan ‘een universele broederschap’ tussen mannen en vrouwen van onze tijd”. (II.1) Op die manier geeft het document aan het geloof een natuurlijk doel, “universele broederschap”, in plaats van zijn bovennatuurlijk doel aan te geven en dat is de eenheid met God.

Conclusies

De punten die hierboven uiteengezet zijn, bedoelen op geen enkele wijze een volledige analyse te zijn van het voorbereidende document. Zij zijn echter voldoende om aan te geven dat de “jeugdsynode” even destructief lijkt te worden voor de integriteit van het belijden van het katholieke geloof als de “gezinssynodes” die eraan vooraf zijn gegaan.

Dit document lijkt erop uit te zijn de weg te banen voor een synodaal proces dat “jonge mensen” naar voren wil schuiven als scheidsrechters van wat de Kerk moet doen en leren. Wij voorzien dat het synodesecretariaat verzoeken van “jonge mensen” zal presenteren om veranderingen in de katholieke leer en praktijk, die dan zullen worden gepresenteerd als bewijs dat de Kerk haar fun-damentele overtuigingen moet veranderen. De “jonge mensen” in kwestie kunnen natuurlijk tevo-ren uitgekozen zijn en gemanipuleerd om de vooraf bepaalde doelen te dienen.

Trouwe katholieken moeten zich voorbereiden op de onvermijdelijke escalatie van deze nieuwe aanval op de Kerk waarin haar eigen jeugd die slechte catechese heeft gehad en slecht gevormd is, tegen haar zal worden gebruikt. Zij die de machtsmechanismes in het Vaticaan beheersen, hebben ruimschoots het bewijs geleverd hoe ver zij gaan om hun eigen verdraaide en misvormde “evange-lie” te verspreiden, in plaats van het ware evangelie, dat eens en voor al geopenbaard is door onze Heer Jezus Christus.

Laat ons de voorspraak blijven inroepen van Onze Lieve Vrouw dat de Kerk bevrijd mag worden van haar huidige beproevingen en dat de overwinning van haar Onbevlekt Hart dichterbij mag komen.

Machtige Maagd, bid voor ons!

Matthew McCusker
Voice of the Family
23 augustus 2017

Geen opmerkingen: